Door Hans
van Helden
Hieronder
beschrijvingen van
bijen, die we nog niet op
onze tuinen hebben gezien. Het blijven wilde soorten, die alleen
neerstrijken
als onze tuinen een goede leefomgeving zijn.
Pluimvoetbij, Dasypoda
hirtipes. Bekend uit verschillende wijken van Den Haag, maar
nog niet uit
Bezuidenhout. Een soort die van gezelligheid houdt: daar waar zij
voorkomt,
nestelen zij graag in grote groepen bij elkaar. Het is een soort van
zandgronden, maar opgespoten terreinen en
spoordijken vindt zij ook prima. Nesten kunnen
zelfs
tussen straatstenen
worden aangetroffen. Waarschijnlijk een keer heel even op streepzaad op
de
spoordijk bij Het Groene Oordtje gezien. Deze prachtige bij zou wel
eens aan de
andere kant van de spoordijk kunnen broeden en voeden. Vliegt vanaf
eind mei op
gele composieten met lintbloemen.
Donkere klaverzandbij,
Andrena
labialis. Een zeldzame
zandbij, die fourageert op weinig bemestte graslanden, tuinen en
parken. Heeft
een voorkeur voor rode klaver, witte klaver en andere vlinderbloemigen.
Goudpootzandbij,
Andrena chrysosceles.
Houdt van schermbloemen zoals
dolle kervel en zevenblad, maar ook boterbloemen en composieten. Vliegt
in
flinke aantallen rond in De Uithof, en er zijn ook waarnemingen in
Wateringse
veld, maar aan onze zijde van Den Haag nog geen spoor.... nog niet.
Grijze rimpelrug,
Andrena
tibialis.
Een flinke en weinig
kieskeurige zandbij, die op allerlei planten kan worden aangetroffen.
Zij zijn
zelden algemeen. Ze voelen zich ook in de stedelijke omgeving thuis, en
tuintjes worden graag bezocht. De bij is op waarneming.nl bekend uit
o.a.
Rijswijk en Leiden.
Vosje, Andrena
fulva.
Een mooie, roodbruine zandbij,
die graag in het voorjaar tuintjes bezoekt. Deze bijen zouden vooral op
bessenstruiken vliegen, maar in Zeeland laat zij de bessenboomgaarden
links
liggen. Gelukkig is deze mooie bij vrij algemeen, bekend van bijna alle
Haagse
wijken, m.u.v. Haagse Hout!
Witkopdwergzandbij,
Andrena
subopaca.
Een klein, lastig te
determineren bijtje, die allerlei biotopen is te vinden. Heeft ook geen
specifieke voorkeur voor een grondsoort. Slechts twee waarnemingen uit
Den Haag
op waarneming.nl, in Ockenburg en het Laakkwartier. Het Laakwartier?
Willen we
die wel in Bezuidenhout?
Zwartbronzen zandbij,
Andrena
nigroaenea. Slechts
twee waarnemingen uit de zuidzijde van Den Haag op
waarneming.nl, waarvan een uit een volkstuincomplex. Een forse bij, die
in het
vroege voorjaar op wilg vliegt en later op andere bloemen waaronder
paardebloem
snackt.
Fluitenkruidbij,
Andrena proxima. In
het Bieslandse Bos op
anijs aangetroffen. De fluitenkruidbij is een warmteminnende soort, die
we
hopelijk kunnen verwelkomen zodra onze tuinen wat meer beschutting
bieden. De
Fluitenkruidbij wordt aangetroffen op schermbloemen in gemengde
omgevingen. Op
plaatsen waar alleen fluitenkruid of zevenblad bloeit, laat zij verstek
gaan.
Gehoornde metselbij,
Osmia Cornuta.
Een vroeg vliegende
metselbij, van hommelachtig formaat en met een hommelachtige beharing.
Een
zeldzame bij die nu nog vooral in tuinen is te vinden. De Gehoornde
metselbij
betrekt graag een voorgeboorde woning. Ben benieuwd of de Vinexwijk
naast ons
tuinhuisje in de smaak valt....
Bruine rouwbij, Merlecta
albifrons. Vrij zeldzame
parasiet van de gewone sachembij. Het vermoeden bestaat dat deze bij
zich in
tuinen in de stad zich thuis voelt. De rouwbij is te vinden waar de
sachembij
broedt: nabij steilrandjes in kleiige bodem, maar ook in met leem
gevulde
bijenhotels.
Gewone kegelbij,
Coelioxys inermis.
Koekoeksbij van de
tuinbladsnijder. Ik heb de markante bij vorig jaar heel even in de
kattenstaart
gezien, maar het dier had geen trek in een carrière als fotomodel.
Omdat de bij
zich graag schuil houdt in particuliere tuintjes, vliegen er mogelijk
meer rond
dan we denken, ook in Den Haag. Er zijn meer soorten kegelbijen, zoals
de
duinkegelbij, maar hun gastheren en -vrouwen zijn hier ook (zeer)
schaars.
Lookmaskerbij,
Hyleus
punctulatissimus. Een slachtoffer van
de moderne landbouwtechnieken, die nu aangewezen is op de tuintjes van
amateurtuinders. Want hier kan zij nog van bloeiende uien eten...
Lathyrusbij, Megachile
ericetorum. Een behangersbij
die de laatste jaren sterk in opmars is, en overal in het land kan
worden
waargenomen. De bij vliegt natuurlijk op lathyrus, maar ook op aardaker
en
kattendoorn.
Parkbronsgroefbij,
Halictus
tumulorum. Lastig te
onderscheiden van de Heidebronsgroefbij, Halictus confusus,
die vrijwel
uitsluitend in duinen voorkomt. Een groefbijtje dat zich in ruigten in
en om
steden ophoudt, maar niet moeilijk doet als het allemaal wat netter is.
In
Zeeland de meest waargenomen bij van het geslacht Halictus, en komt
daar in
bijna alle milieu's voor. Er staat maar een, nog niet gevalideerde,
waarneming
voor Den Haag op waarneming.nl
Glimmende smaragdgroefbij,
Lasioglossum nitidulum. Terwijl
de
meeste groefbijen open landschap
of duinen lijken te prefereren, is deze bij bij de Zeeuwse
inventarisatie
vooral in de stedelijke omgeving aangetroffen.
Klimopzijdebij, Colletes
hederae. De verwachting is
dat zij van het warmer worden van het klimaat profiteert en in
Noordelijke
richting uitbreidt. Aanvankelijk leek deze bij het prima naar de zin te
hebben
in Terneuzen, maar in 2014 zijn toch een aantal bijen toch de
Westerschelde
overgevlogen om Westkapelle te koloniseren. De Klimopzijdebij vliegt
uitsluitend op klimop. Klimop is volop aanwezig in de Haagse regio,
genoeg
voedsel voor de klimopzijdebij dus. Zullen wij het nog meemaken dat zij
de
spoordijk als king size Febo beschouwen?
Blauwzwarte houtbij,
Xylocopa
violacea. Imposante donkere
blauwzwarte bij met zwarte vleugels, die de stijgende temperaturen
aangrijpt om
naar het Noorden te vliegen. Snoept aan vlinderbloemen, zoals Latyrus
en
Wisteria. Één waarneming in Den Haag op waarneming.nl, maar in
Terneuzen
schijnt een stabiele populatie te zijn. Deze chique zwarte bij houdt
zich graag
op in stadstuintjes, en is happy met een houtblok met daarin gaten van
circa 12
mm.
Naast “Bijen en wespen in
Zeeland” zijn ook Denederlandsebijen.nl en Waarneming.nl geraadpleegd.
Bijzonder
dank gaat uit naar Frank van der Meer, die de soms lastig op naam te
brengen
soorten heeft gedetermineerd.